De meerwaarde van de palang

Maleisië | Anno 2016

 

Zondag 27 maart | Kota Kinabalu

Maandag 28 maart | Kota Kinabalu

Donderdag 7 april | Tunku Abdul Rahman Marine Park

 

D:\DataReizen\Pacomaja\Ontwikkeling\53 Borneo\Bronversies\5301 (jpg) KotaKinabalu.jpg

 

Zondag 27 maart | Kota Kinabalu

Het drukke luchtruim boven Hongkong speelt ons wat parten, maar even na half negen verheft de Airbus A320 van DragonAir zich dan toch boven haar thuisbasis. Pal zuidwaarts gaat het nu, over de Zuid-Chinese Zee, netjes tussen Vietnam en de Filipijnen door. Kota Kinabalu International Airport is onze bestemming, helemaal in het noorden van Borneo.

Kota Kinabalu – KK voor de vrienden – daar hadden we tot voor kort nog nooit van gehoord. Het blijkt een vrij grote stad te zijn, met liefst vierhonderdduizend inwoners die geprangd zitten tussen de zee en dichtbeboste heuvels. Jesselton heette de stad toen dit nog een Britse kolonie was, met dank aan Sir Charles Jessel. Tegenwoordig is het de hoofdstad van Sabah, de Maleisische provincie – iets groter dan Ierland – die het noordelijke uiteinde van Borneo vormt en op de kaart een profiel vertoont dat aan een hondenkop doet denken.

Borneo mag dan op de evenaar liggen, echt tropische temperaturen hoef je er niet te duchten

Op weg naar het hotel krijgen we onze eerste weetjes binnen over dit reusachtige eiland. Borneo mag dan op de evenaar liggen, echt tropische temperaturen hoef je er niet te duchten. Daar zorgen de omringende oceanen wel voor. Aan de kust zal de dagtemperatuur zich zelden buiten de vork van 25 tot 30 °C wagen. Maar als het op luchtvochtigheid aankomt, is Borneo niet in te tomen. Gemiddeld valt hier 2 500 mm regen per jaar. Van april tot oktober zit de zuidwestmoesson daar achter, van oktober tot februari de noordoostmoesson.

Vulkanische activiteit is er niet. Dat neemt niet weg dat Gunung Kinabalu, met 4 095 m de hoogste berg van Borneo, nog steeds elk jaar vijf millimeter aan hoogte wint.

Met een oppervlakte van 740 000 km² is Borneo het derde grootste eiland ter wereld – na Groenland en Papoea-Nieuw-Guinea. In Europa moet je landen zoals Spanje en het Verenigd Koninkrijk samenleggen om een vergelijkbare oppervlakte te verkrijgen.

Toch is dat reusachtige eiland niet eens een land op zich. Liefst drie landen hebben er voet aan de grond. Vooreerst is er het Indonesische Kalimantan dat bijna driekwart van het eiland inneemt. Dan is er Brunei, een piepklein, maar stinkend rijk sultanaat dat aan de noordwestkust twee enclaves vormt.

En ten slotte is er Oost-Maleisië. Samen met West-Maleisië, helemaal aan de overkant van de Zuid-Chinese Zee, vormt het de constitutionele monarchie Maleisië. Een hoogst oncomfortabele spreidstand is dat. Stel je voor dat België en Kroatië samen één land zouden vormen, met niets dan water er tussen. Hier, in het Oost-Maleisische Kota Kinabalu, bevinden we ons dichter bij Manilla, de hoofdstad van de Filipijnen, dan bij Kuala Lumpur, de hoofdstad van Maleisië.

We bevinden ons dichter bij Manilla dan bij Kuala Lumpur

Niet geheel ten onrechte voelt Oost-Maleisië zich door dat verre Kuala Lumpur voortdurend te kort gedaan. Natuurlijke grondstoffen zijn er in overvloed, maar de inkomsten daarvan vloeien steevast naar het vasteland. Investeringen in Oost-Maleisië blijven achterwege.

Toen Malaya in 1957 onafhankelijk werd van de Britten, maakte Oost-Maleisië daar niet eens deel van uit. Pas in 1963 zag Maleisië het licht. West-Maleisië, Oost-Maleisië en Singapore vormden voortaan één federatie. Lang duurde dat niet, want Singapore had geen hoge pet op van het onderontwikkelde achterland. In 1965 werd de stadsstaat onafhankelijk. Het zou haar geen windeieren leggen.

Tegenwoordig telt Maleisië iets meer dan 30 miljoen inwoners. Dat mag dan wel het drievoudige van België zijn, maar in Zuidoost-Azië is Maleisië het kleine broertje, naast landen zoals Vietnam, Filipijnen en Indonesië. Met een oppervlakte van 330 290 km² is het iets kleiner dan Duitsland.

Maleisië blijkt zowaar over een koning te beschikken. Om de vijf jaar wordt één van de sultans van de negen staten op het vasteland volgens een beurtrol als koning aangesteld. Politieke macht heeft hij niet, maar als bewaker van de Maleisische tradities en als symbolisch hoofd van de islam geniet hij veel aanzien.

Hun koloniale geschiedenis getrouw, rijden de Maleisiërs meestal aan de linkerkant van de weg en spreken ze doorgaans wel een mondje Engels. Met 27 etnische groepen en bijna 100 dialecten ligt de behoefte aan een standaardtaal voor de hand. Uiteraard kan dat niet de taal van de kolonisator zijn. Bij wet is Bahasa Malaysia daarom als officiële taal aangewezen. Een vrij eenvoudige taal is dat. Over verbuigingen of vervoegingen hoef je het hoofd niet te breken, want die zijn er niet. Heb je een meervoud nodig, dan gebruik je het woord gewoon tweemaal na elkaar – buku-buku is het meervoud van boek. Overigens verschilt de taal weinig van het Bahasa Indonesia.

Niet zo lang geleden vielen een tweehonderdtal gewapende militanten Sabah binnen om daar nog even aan te herinneren

Met onze lichaamstaal is het een beetje oppassen geblazen, zo vernemen we nog. Parmantig met het vingertje wijzen, daar schoffeer je hier de mensen alleen maar mee. Wijzen doe je met de duim op de gebalde vuist. Iemand roepen doe je niet met de rug van de hand, maar door de vingers van de opgestoken hand samen op en neer te bewegen. Een beleefde groet breng je door de rechterhand plat op de linkerborst te leggen. Zie je iemand het bekende gebaar met gebogen vingers en gestrekte duim en pink maken, dan heeft die persoon het niet over een telefoongesprek, maar over een drankje. Dat zal dan heel vaak niet-alcoholisch zijn, want zo’n 60 % van de bevolking is moslim.

Ondertussen hebben we Le Méridien bereikt – meer bepaald de achterkant ervan. Het hotel staat nogal dicht aan de waterkant, de penetrante geur van vis ontgaat ons niet. Dat is geen toeval, de vismarkt bevindt zich aan de voorkant van het hotel.

Wat later gaan we weer de hort op om de hoofdstad van Sabah wat beter te leren kennen.

Eigenlijk behoort Sabah tot de Filipijnen, en niet tot Maleisië. Dat is althans de mening van de sultan van Sulu, een eilandengroep die deel uitmaakt van de Filipijnen. Niet zo lang geleden, in februari 2013, vielen een tweehonderdtal gewapende militanten Sabah binnen om daar nog even aan te herinneren. En dat is lang niet het enige territoriale conflict in de regio. Zo zijn er de Spratly-eilanden in de Zuid-Chinese Zee waarop niet alleen Maleisië, Brunei en de Filipijnen aanspraak maken, maar ook Vietnam, Taiwan en bovenal China. De Chinezen zijn de Zuid-Chinese Zee zelfs gaandeweg als hun mare nostrum gaan beschouwen.

De naam Kota verwijst naar een historisch fort, maar daar zal je in Kota Kinabalu vergeefs naar zoeken. Tijdens de tweede wereldoorlog is de stad immers helemaal plat gebombardeerd. Enkel een klokkentoren uit 1905 wist het inferno op miraculeuze wijze te overleven. Zo groot was de ravage, dat de stad een tijdlang Api-api genoemd werd – api betekent vuur. Ondertussen is de stad rond een min of meer rechthoekig stratenplan herrezen.

Langs de kust van de Zuid-Chinese Zee rijden we noordwaarts. Een strakke wind jaagt witte golftoppen in het zeewater. Net voor de kust rijst het silhouet van Pulau Gaya op, het grootste eiland van de Abdul Rahman-archipel, met nogal wat paalwoningen op zijn kusten. Waterdorpen worden deze nederzettingen enigszins eufemistisch genoemd.

Waterdorpen worden deze nederzettingen enigszins eufemistisch genoemd

Het gros van KK’s inwoners zijn etnische Chinezen. Zoals elders hebben ze de handel stevig in handen, maar krijgen ze het hard te verduren als sociaal ongenoegen tot onlusten leidt. In de politiek en de administratie zijn het de Maleiers die de lakens uitdelen. Corruptie scheert er hoge toppen. Indiërs zal je vaak in de geneeskundige sector aantreffen, maar ze eindigen ook weleens als straatvegers. Helemaal onderaan de sociale ladder staan de Filipino’s – illegaal, werkloos, arm, overbodig. Zij bevolken onder meer de paaldorpen die in de baaien van Gaya tegen de heuvels aanschurken, beschermd tegen de stormen die de Zuid-Chinese Zee teisteren.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0007x.jpg

Kota Kinabalu – Tun Mustapha-toren

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0010y.jpg

Stadsmoskee

Ondertussen zijn we te midden van een handvol torengebouwen beland. Vooral de Tun Mustapha-toren maakt indruk, een fraaie cilindrische constructie van glas, 122 m hoog. Iets klassieker is het administratief centrum van de provincie Sabah, dat voorbestemd is om het hoogste gebouw van Borneo te worden – voor zover deze constructie ooit voltooid zal worden.

Van achter enkele rijen palmbomen kijkt de stadsmoskee over de Zuid-Chinese Zee uit. De grootste moskee van de stad is dit. Het witte, sobere gebouw met blauwe koepel en vier minaretten kan 12 000 gelovigen ontvangen.

Voor een vogelperspectief over Kota Kinabalu moeten we op Signal Hill zijn. We kijken er neer op de lange, parallelle jalans of straten die de ruggengraat van de stad vormen. Beneden herkennen we de fameuze Clock Tower van Atkinson, een houten constructie van bijna 16 m hoog.

Dat sommige vissers in deze contreien piraat in bijberoep zijn, valt niet uit te sluiten

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0018x.jpg

Kota Kinabalu – Atkinson Clock Tower

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0027x.jpg

Zuid-Chinese zee

Een voorraadje ringgits in onze broekzak zou handig zijn. Dus zakken we af naar Wisma Merdeka, een klein winkelcentrum, op zoek naar geldwisselaars die ook op zondag bedrijvig zijn. Vele gebouwen blijken hier Wisma te heten. Verbazen hoeft dat niet – wisma betekent nu eenmaal gebouw. Voor één euro krijgen we 4,50 ringgit. Om de zaken eenvoudig te maken, noemen ze de ringgit hier ook dollar, terwijl hij officieel de MYR heet.

De kretek die in Indonesië razend populair is, blijkt ook in Maleisië gesmaakt te worden – niet alleen wegens de smaak, maar ook vanwege de gunstige taxatie. De tabak is met kruidnagel vermengd, het verbranden van de kruidnagel levert het zacht knetterend geluid op waaraan de sigaret haar naam dankt.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0122y.jpg

Nachtmarkt Waterfront – Visverkopers…

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0075y.jpg

…en vleesverkopers

In de verte tekenen de vaalblauwe silhouetten van de eilanden zich wazig af tegen de bleekgrijze horizon. Snelle bootjes doorklieven het rusteloze zilveren water. De meeste vissersboten liggen reeds aan de pier. Hun buit is binnen, de markt puilt er van uit. Dat sommige vissers in deze contreien piraat in bijberoep zijn, valt niet uit te sluiten. Vooral de Straat Malakka is daar berucht voor. Elke dag wordt er wel ergens een boot gekaapt.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0028x.jpg

 

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0046x.jpg

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0038x.jpg

 

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0035x.jpg

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0042x.jpg

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0036.JPG

 

De nachtmarkt aan het Waterfront maakt zich op voor de avonddrukte. Visrestaurantjes pakken uit met hun beste waren en etaleren ze op de meest aantrekkelijke wijze voor hun klanten. Wat hier aan vissen, schaaldieren en weekdieren op de ijstafels belandt, tart onze verbeelding. De Zuid-Chinese Zee is een schier onuitputtelijke bron van proteïnen in alle maten, vormen, afmetingen en kleuren, zo lijkt het wel. Enkele eetkraampjes trachten hun klanten met halal bereide sateetjes en kippenboutjes te bekoren. Kolossale hoeveelheden gedroogde haaienvinnen en zwaluwnestjes liggen in plastic zakjes opgestapeld.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0125y.jpg

Waterfront

Een bescheiden groenten‑ en fruitmarkt markeert de overgang naar de vismarkt. Exotische producten zijn er te kust en te keur – bananen, meloenen, mango’, papaja’s, ananas, zuurzakken, citroengras... om maar wat te noemen. Minder exotisch zijn de maïskolven die de Kandazan-Dusun aan de man proberen te brengen. Zij wonen hogerop in de bergen, waar het klimaat meer gematigd is.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0062y.jpg

Halal kip

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0054y.jpg

Gedroogde haaienvinnen en zwaluwnestjes

Steeds dieper zinkt de zon als een witgele schijf achter de koperen horizon weg. Haar stralen dringen nu onder de primitieve daken van de kraampjes door en werpen een warme gloed over de onnoemelijke hoeveelheden vis die hier uitgestald liggen. De drukte neemt hand over hand toe. In de achtergrond liggen vissersboten rustig voor anker.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0129x.jpg

 

Uiteindelijk belandt veel van dat lekkers uit zee ook op ons bord. Want op zondagavond heeft Le Méridien onder meer seafood steamboat op het menu staan, de Maleisische versie van de Chinese hot pot. In een kookpot met twee gescheiden compartimenten staan de bouillons op tafel te dampen – een eenvoudige kippenbouillon en tom yam, een pittige, zure visbouillon. Daarrond liggen de ongekookte ingrediënten – garnalen, visballetjes, groenten, … Zelf te bereiden dus, volgens kunde en smaak.

Top

Maandag 28 maart | Kota Kinabalu

De etnografie van de volkeren van Borneo, daar weten ze in het museum van Sabah alles van. En wij zo goed als niets. Een uitgelezen plek dus voor ons om dat even bij te schaven. Op de weg naar het museum schuift Kampung Air aan het raam voorbij, een verzameling verweerde paalwoningen, pal in het centrum van de stad. Straatarme Filipino’s wonen er. Het lage tij legt de vieze modderbrij onder de schamele huisjes bloot, alsof de schrijnende armoede nog een extra accent nodig had.

Een schril contrast is dat met de Masjid Negeri Sabah, de staatsmoskee iets verderop. Een unieke synthese van traditionele islamitische architectuur en hedendaags Maleisisch design, zo wordt het modernistische gebouw opgehemeld. Het lijkt wel een burcht, met een koepel met goudinleg en een potloodminaret die omgeven zijn door een vestingmuur met zestien donjons, elk bekroond met een gouden koepeltje. Uniek, dat wel. Vijfduizend gelovigen kunnen er terecht.

Half tien is het als we in het Muzium Sabah afstappen voor onze academische kennismaking met de Dayaks. Een verzamelterm is dat voor de vele stammen die Borneo oorspronkelijk bevolkten – de Iban, de Bidayuh, de Kandazan-Dusun, de Murut, de Penan en vele andere.

Maar dit museum is meer dan alleen maar een museum. Op het heuvelachtig terrein hebben ze tussen de bomen enkele traditionele langhuizen opgericht. Een lokale versie van Bokrijk zou je dit kunnen noemen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0179y.jpg

Muzium Sabah – Langhuis van Murut

Zulke langhuizen zijn in het binnenland van Borneo de norm. Vele families wonen er samen, wat de veiligheid bevordert. Dat is noodzakelijk, niet alleen omdat dieren hen belagen, maar ook mensen. Want nogal wat stammen waren enthousiaste beoefenaars van het koppensnellen. Vooral de Iban waren daar nogal fanatiek in.

Bij het koppensnellen gaat het er niet om dat je met je slachtoffer nog een rekening te vereffenen hebt. Je slachtoffer hoeft niet eens je vijand te zijn – al helpt dat wel. Het doden van het slachtoffer is nu eenmaal een onvermijdelijke tussenstap op weg naar het nobele einddoel van het koppensnellen, met name het verzamelen van schedels. Een beetje zoals postzegels verzamelen dus.

Meestal wordt het te verzamelen object geruisloos en van op afstand met een blaaspijp gedood. Vervolgens wordt het lijk onthoofd, de schedel gevild en het restant gedroogd. Het resultaat hang je op een goed zichtbare plaats in je langhuis – naast je vorige trofeeën. Want daar is het in principe om te doen – indruk maken op bezoekers, duidelijk maken dat er met jou niet te sollen valt.

Naar verluidt kan je in langhuizen in het regenwoud nog steeds schedels aantreffen, al is deze hobby sedert 1812 verboden. Overigens konden de schedels steevast op het respect rekenen van de bewoners en de bezoekers van het langhuis. Soms waren ze zelfs voorwerp van verering en kregen ze voedseloffers voorgeschoteld.

In de 19e eeuw leek de praktijk uit te doven, tot de Japanners het tijdens de tweede wereldoorlog in Borneo wat te bont maakten. Dat konden de Dayaks niet over hun kant laten gaan. Britten en Australiërs staken gretig een handje toe en trainden een legertje van een duizendtal wraakzuchtige Dayaks. Naar verluidt verloren 1 500 Japanners er het hoofd bij.

De laatste gedocumenteerde gevallen van koppensnellen deden zich op het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw in Kalimantan voor, het Indonesische deel van Borneo. De Iban aldaar zagen het niet zitten dat Madurezen in het kader van de Indonesische transmigratiepolitiek hun traditionele gronden overspoelden. Etnische spanningen waren het gevolg, eeuwenoude gewoonten staken weer de kop op.

In het museum hebben ze in een schedelhuis enkele authentieke schedels opgehangen ter lering ende vermaak van de toeristen. Of het Japanners geweest zijn, kunnen we niet zo meteen uitmaken. Ons respect hebben ze alvast.

Zangcicaden trachten wijfjes te lokken met een geluid dat zelfs stokdove wijfjes amper kan ontgaan

Vreedzaam tsjirpen ondertussen de zangcicaden in de bomen rond ons. Dat concert hebben we aan mannetjes te danken die wijfjes trachten te lokken met een geluid dat zelfs stokdove wijfjes amper kan ontgaan. Tot 106 decibel, zo blijkt uit wetenschappelijke metingen. Dat geluid produceren ze overigens niet door hun vleugels over elkaar te wrijven zoals krekels dat plegen te doen, maar wel met snel trillende membranen op hun achterlijf.

Koppensnellen is overigens niet de enige speciale hobby van de Dayaks, zo vernemen we. Ook hun tatoeages mogen er zijn. Met in roet gedrenkte bamboepunten werden indrukwekkende kunstwerken in de huid geprikt. Heeft een Dayak een tatoeage op de rug, dan is dat ter versiering. Heeft hij er eentje in de nek, dan wijst dat op onverschrokkenheid. Met tatoeages op zijn vingers geeft hij dan weer te kennen dat hij niet vies is van een robbertje koppensnellen.

Is op de kuit van een man een vishaak getatoeëerd, dan mag je ervan uitgaan dat je enkele tientallen centimeters hogerop in de broek, dwars door de eikel, een palang kan aantreffen. Traditioneel was dat een bamboestokje of een stukje been, tegenwoordig zijn het palangs van staal of titanium die de toon zetten. Verkrijgbaar op het internet, te betalen met kredietkaart.

Tegenwoordig zijn het palangs van staal of titanium die de toon zetten. Verkrijgbaar op het internet, te betalen met kredietkaart

Naar de meerwaarde van de palang is het niet lang zoeken. Als het penseel der liefde zich opricht, dan gelijkt het geheel op een kruis. Laat dat nu net de vorm zijn die de penis van de Sumatraanse neushoorn van nature heeft. Een heuse krachtpatser is dat, als het op seks aankomt. Vijf uur aan één stuk rampetampen, daar draait een beetje neushoorn zijn poot niet voor om. Voorwaar een prettig vooruitzicht voor een Dayak met een palang.

Doorgaans werd de palang bij jongens van 11 tot 12 jaar gemonteerd. Je kan er inderdaad niet vroeg genoeg mee beginnen. Dat daar tijdens de daad enig ongemak uit zou kunnen voortkomen, wordt in alle toonaarden ontkend – zowel door mannen als door vrouwen. Integendeel, door zijn bredere actieradius zou de palang de pret bij de vrouw alleen maar vergroten – hebben wij van horen zeggen.

Terug naar de langhuizen, want daar is het hier in feite om te doen. Hun naam doen ze alle eer aan, ze kunnen soms 250 m lang zijn. Doorgaans zijn ze opgetrokken uit boomschors, bamboe, planken, riet. Zonder uitzondering staan ze op palen. Dat draagt bij tot de veiligheid, en houdt water en ongedierte buiten. Maar het is er vooral om te doen de grondgeesten niet te veel te verstoren, want daar krijg je het beter niet mee aan de stok.

Maar het is er vooral om te doen de grondgeesten niet te veel te verstoren, want daar krijg je het beter niet mee aan de stok

Nader beschouwd zijn langhuizen in feite kleine dorpjes, waar verscheidene families samenleven en alles met elkaar delen. Maar ook een stevig sociaal weefsel is het, waar ouderen en zwakkeren de nodige zorg krijgen. De hoofdman heeft het heft in handen, hij treedt zelfs op als rechter.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0173x.jpg

Langhuis van de Murut met biliks (kamertjes) en lansaran

We betreden het interieur van een rumah panjang, een langhuis van de Murut. De heuvels in het zuidwesten van Sabah vormen hun thuisland. Daar hielden ze zich bezig met droge rijstbouw, het jagen met speer en blaaspijp, en – ja, hoor – het koppensnellen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0167x.jpg

Langhuis van de Murut – Overdekte veranda

Langhuizen vertonen een onveranderlijke basisarchitectuur. Aan de ene lange zijde heb je een overdekte veranda waar het publieke leven zich afspeelt, aan de andere zijde een gesloten wand met deurtjes. Elk deurtje geeft toegang tot een bilik – een kamertje voor één familie. Niet in meters, maar in aantal deurtjes wordt de grootte van een langhuis uitgedrukt. Hier zijn er dat een tiental.

De vloer en de verhoogde veranda zijn van bamboe, de wanden van boomschors, het dak van riet. Brandgevaar is nooit ver weg. Enkele grote potten kunnen gemeenschappelijke voorraden bevatten.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0157y.jpg

Slachtoffers van koppensnellen

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN0172x.jpg

Houten neushoornvogel

Enigszins ongewoon is de centraal geplaatste lansaran, een soort trampoline van bamboe die in de vloer uitgewerkt is. Daarboven hangt een indrukwekkende neushoornvogel, in hout uitgesneden, met vuurrode, gekrulde hoorn boven op de gele bek. Het is de meest vereerde vogel bij de Dayaks.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN0176y.jpg

 

Het museum zelf blijkt vrij uitgebreid te zijn, zij het dat het niet over de nodige middelen lijkt te beschikken om zijn gedateerd voorkomen weg te poetsen.

Zo vernemen we dat Borneo net ten oosten van de fameuze Wallacelijn ligt, de fictieve scheidingslijn tussen Azië en Oceanië. In de 19e eeuw reeds had Alfred Russell Wallace – de grote concurrent van Charles Darwin – opgemerkt dat je ten westen van die lijn vooral Aziatische diersoorten aantrof, terwijl Australische soorten zoals buideldieren en vogelbekdieren enkel ten zuidoosten ervan voorkomen.

Meteen was er een verklaring voor Wallace’s waarneming

Een eeuw later bleek die lijn min of meer gelijk te lopen met de scheidingslijn tussen twee tektonische platen. Meteen was er een verklaring voor Wallace’s waarneming. De zee is er zo diep, dat beide gebieden nooit door een landengte met elkaar verbonden waren. Zelfs niet tijdens de laatste ijstijd, toen het zeeniveau 110 m lager was dan tegenwoordig. Beide dierenpopulaties hebben zich dus nooit kunnen vermengen.

Opgezette dieren, het is wel vaker een stoffige bedoening. Muzium Sabah vormt daar geen uitzondering op. Toch is het onze enige kans om bijvoorbeeld van de Borneose neushoorn een beeld te krijgen. Hooguit 40 exemplaren telt deze bedreigde ondersoort van de Sumatraanse neushoorn.

Minder zeldzaam, maar evenmin gemakkelijk te spotten zijn vele andere soorten die ze hier etaleren – de Chinese spoorkoekoek, de grote beo, de Maleise beer, de borneodwergolifant, het dwerghert, de Indische muntjak, ook wel blafhert genoemd…

De vele neushoornvogels, dat is een ander verhaal. In het oerwoud zullen die zich beslist laten opmerken. Misschien kunnen we ze straks reeds waarnemen, in het nationaal park van Gunung Mulu in de provincie Serawak. Want daar zullen we in de loop van de namiddag neerstrijken.

Een doodgewone binnenlandse vlucht wordt dat, tussen twee Maleisische provincies, denk je dan

Een doodgewone binnenlandse vlucht wordt dat, tussen twee Maleisische provincies, denk je dan. Maar dat is buiten de waard gerekend. Want ons internationaal paspoort wordt uitgevlooid, onze digitale foto en onze digitale vingerafdrukken worden in de databank geregistreerd alsof we op het punt staan een internationale grens over te steken.

Top

Donderdag 7 april | Tunku Abdul Rahman Marine Park

Gisteravond hebben we uiteindelijk de cirkel gesloten – we zijn weerom neergestreken in Kota Kinabalu, de hoofdstad van Sabah, anderhalve week na ons vertrek aldaar. Niet in het centrum van de stad ditmaal, maar iets ten zuiden van de stad, op Tanjung Anu, op een boogscheut van de internationale luchthaven.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN3928b.jpg

Deurtje met hudo

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN3918y0.jpg

Animistisch beeld

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN3913b.jpg

Deurtje met hudo

Fraaie houtsculpturen sieren de galerij die van de kamers naar de lobby leidt – deurtjes, lateien, schilden uit traditionele langhuizen. Animistische motieven zetten er de toon. Want zoals schilders en beeldhouwers uit de renaissance de christelijke god verheerlijkten, zo vereeuwigden Borneose houtsnijders de mythen van het gangbare animisme, luidens de begeleidende teksten. Op een deurtje werd daarom doorgaans een hudo aangebracht – bijvoorbeeld een drakenmotief. Deze moest boze geesten aan het schrikken brengen en de bewoners van het langhuis beschermen.

Een hudo moest boze geesten aan het schrikken brengen en de bewoners van het langhuis beschermen

In de lobby zijn ze druk in de weer om het reusachtig bloemstuk van verse bloemen te voorzien. De traditionele kulintang staat er eventjes werkloos bij. Straks, als bezoekers arriveren, zal dit muziekinstrument met de klanken van zijn acht gongs de lobby vullen.

Brand teistert het regenwoud, zo meldt de krant. Dat heb je niet een-twee-drie geblust, want in die turfgrond blijft het vuur ondergronds smeulen. Weliswaar doet het zich een dertigtal kilometer hier vandaan voor, toch heeft een hardnekkige rooksluier de stad in zijn greep. Zelfs de zon kan niet beletten dat de eilanden van de Abdul Rahman-archipel tot vage silhouetten gereduceerd worden.

De bootsmannen van SeaQuest hebben alvast hun voorzorgen genomen, ze dragen maskertjes tegen de rook. Omstreeks half tien laten we de marina van Sutera Harbour achter ons. In twee overdekte bootjes zetten we koers naar Pulau Gaya, het grootste van de vijf eilanden van de archipel. Samen vormen ze het marien park van Tunku Abdul Rahman – een verzameling ongerepte stukjes regenwoud, paradijselijke stranden en enkele stroken koraalrif. En dat op weinig meer dan een steenworp van Kota Kinabalu – regenwoud en koraalrif binnen handbereik van de stedeling.

Een daverend concert van zangcicaden en vogels komt ons tegemoet

En dat blijkt te kloppen. Minder dan een kwartier hebben we nodig om Base Camp te bereiken, op de zuidkust van Pulau Gaya. Als een groen hoefijzer omarmt het dichte regenwoud de zonovergoten baai. Een daverend concert van zangcicaden en vogels komt ons tegemoet, terwijl we over de tweehonderd meter lange, houten pier naar het strand kuieren.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3781y.jpg

Padang Point – Pier

Goed zichtbaar in het kristalheldere water zijn de vele vingerdikke holletjes in het bleke zand, omgeven door een donkere cirkel van zandkorreltjes. Krabbetjes zijn daar aan de slag geweest.

In de omgeving van koraalriffen komt het voor dat een pistoolgarnaal en een grondel zo’n holletje delen. Een vreemd koppel op het eerste gezicht, ware het niet dat ze beide garen spinnen bij hun relatie – een geval van symbiose dus. Want die garnaal is een uitstekende graver, en daar bakt een grondel niets van. De grondel daarentegen kan prat gaan op een uitstekend zicht. Vijanden ziet hij veel sneller aankomen dan de blinde garnaal. Dus delen ze lief en leed in hetzelfde holletje. En dat gaat ver, want de grondel gebruikt het holletje ook om te paren en eitjes te leggen.

Vissen die gepoetst willen worden, geven dit met een speciale zwembeweging te kennen

Nog zo’n fascinerend voorbeeld van samenwerking speelt zich in zogenaamde poetsstations in de omgeving van koraalriffen af. Poetslipvissen, poetsgrondels en zelfs poetsgarnalen zijn er aan de slag om andere vissen van parasieten en van restanten dode huid te ontdoen, of om huidwonden te reinigen. Vissen die gepoetst willen worden, geven dit met een speciale zwembeweging te kennen. De poetsvissen wagen zich dan in openstaande kieuwen en zelfs in de bek van roofvissen. In een poetsstation heerst immers een soort wapenstilstand waar elkeen profijt van trekt.

Kokospalmen boorden het smalle strand af. Klapperbomen, zo noemt men hen in Nederland – een verbastering van het Maleise kelapa. In zandgrond voelen ze zich in hun nopjes, zout deert hun in het geheel niet. Blijkens fossiele vondsten is dat al 40 tot 50 miljoen jaar het geval.

Waar ze precies vandaan komen, is nog steeds voorwerp van discussie. Kokosnoten zijn immers tegen een stootje bestand en weten drijvend lange afstanden te overbruggen. Zo hebben ze de tropen wereldwijd weten te koloniseren. Waar de eerste kokospalm stond, is dan nog moeilijk te bepalen.

De stam van een kokospalm is geen stam, de kokoskrab is geen krab

Niets is wat het lijkt. De stam van een kokospalm is geen stam, maar een schijnstam van gestapelde bladvoeten. En de kokoskrab is geen krab, maar een heremietkreeft die zich goed aan het leven aan land heeft weten aan te passen. Vruchten en zaden staan op haar menu, maar ook kadavers van dode dieren. En ze durft zelfs achter kleine dieren aan te zitten – piepjonge schildpadkuikens bijvoorbeeld.

Haar naam klapperdief doet ze alle eer aan door gezwind een kokospalm te beklimmen, de steel van een kokosnoot door te knippen en vervolgens op de grond de noot van haar buitenschil te ontdoen. Want het is haar om de voedselrijke kern te doen.

Honderden Japanse parachutisten vielen aan krokodillen ten prooi

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\Werkmap\BORN3688x.jpg

Cycas (m)

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3703y.jpg

Mangrovebos

Een voettocht van net geen twee kilometer zal ons door het heuvelachtige regenwoud naar Padang Point voeren. Maar eerst vat een cycas nog even onze aandacht. Een levend fossiel is dat, tweehonderd miljoen jaar geleden reeds kon je deze palmvarens op aarde aantreffen. Oranje kegels ter grootte van een flinke honkbal verschuilen zich tussen de geveerde bladeren. Dat wijst er op dat het om een mannelijke cycas gaat.

Een stevig plankenpad leidt ons dwars door een mangrovebos. En dat is maar goed ook, want anders is er geen doorkomen aan. Het kluwen van luchtwortels en boogwortels, kenmerkend voor een rode mangrove, is quasi ondoordringbaar. Voeg daar nog wat modder, drijfzand, krokodillen en slangen aan toe, en je krijgt een vrijwel ontoegankelijk gebied. Dat hebben Japanse parachutisten tijdens de tweede wereldoorlog nog aan den lijve ondervonden. Honderden vielen aan krokodillen ten prooi.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3706y.jpg

Mangrovebos

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3729y.jpg

Agame op termietenheuvel

Hoed af dus voor de vermetele bouwers van dit comfortabel vlonderpad. Toch staat het nut van mangrovebossen buiten kijf. Want samen met koraalriffen breken ze de branding en beperken ze de schade bij stormen.

Verraderlijke rotanslierten hangen laag boven het pad. Met hun scherpe stekels schrikken ze planteneters af. En ons ook. Die stekels gebruiken ze eveneens om zich aan bomen en planten op te hijsen. Want op eigen benen kunnen ze niet staan, daar is hun tengere stam te zwak voor. Honderden meters lang kunnen ze worden door zich aan andere planten op te trekken.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3730y.jpg

Borneose hoekkopagame

Roerloos zit een agame op een pilaarvormige termietenheuvel. Elders kleeft een Borneose hoekkopagame tegen een boomstam. Nergens anders dan op Borneo kan je deze agame aantreffen. Met zijn bruine schubben is hij amper van de boomschors te onderscheiden. Op zijn rug draagt hij de lange stekelrij die typisch is voor leguaanachtige hagedissen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3739y.jpg

Borneose hoekkopagame

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3762y.jpg

Groene kuifhagedis

Veel bescheidener zijn de stekels op de nek van het mannetje van de groene kuifhagedis. Als een dartele harlekijn omklemt hij met zijn lange tenen een dunne tak.

Gaandeweg ontwaren we tijdens de afdaling het kleine Pulau Sapi, nog een eiland van de archipel, zo dichtbij dat het binnen handbereik lijkt. Half twaalf is het als we de pier van Padang Point bereiken. Bootjes dobberen er in de baai. Snorkelaars spieden de zeebodem af, op zoek naar kleurrijke vissen en koraal.

Beide boten van SeaQuest zijn reeds op post. Pulau Manukan is onze volgende bestemming, het populairste van de vijf eilanden van de archipel. Een breed strand met een koraalrif vormt zijn belangrijkste troef.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3807y.jpg

 

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3819y.jpg

Trompetvis

Dat merken we meteen al bij aankomst op de pier. Tropische vissen glijden er kommerloos door het kristalheldere water. Bonte papegaaivissen, getooid in alle kleuren van de regenboog. Geelgroene trompetvissen, met een buisvormig lijf dat enkele tientallen centimeter lang kan zijn. Gestreepte sergeant-majoorvissen met schaarvormige staart. En een griezelige, zalmroze kwal.

Ook bij de buffetlunch ontbreken ze niet, de heerlijkheden uit de zee. Op een bedje van ijs liggen de verse zeevruchten op ons te wachten.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3835y.jpg

Watervaraan met blauwe tong

Een watervaraan zit op de loer. Eén van de grootste hagedissen is dat, zijn lijf kan tot 60 cm lang worden – of anderhalve meter als je de staart meerekent. De omgeving van mensen schuwt hij niet, want daar is afval te rapen. Wellicht is hij uit op tafelrestjes. Dat is een stuk minder vermoeiend dan achter vissen, knaagdieren, vogels of slangen aan te zitten. En minder gevaarlijk. Want blijkbaar heeft hij er al een deel van een teen bij ingeschoten.

Af en toe flitst zijn blauwe gespleten tong uit zijn bek. Zijn manier is dat om de omgeving af te tasten en om de geuren te detecteren die in de lucht hangen. Zo komt hij prooien op het spoor. Of een wijfje tijdens het broedseizoen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\19 Abdoel Rahman-archipel\BORN3878y.jpg

Naar Kota Kinabalu

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\Werkmap\BORN3957x.jpg

 

Snorkelen staat er nu op de agenda, of een wandeling naar Sun Set Point. Een licht windje heeft de sluiers in de lucht bijna volledig verdreven. Tegen de wolkeloos blauwe lucht tekent het zeewater zich azuurblauw af. Zo hoort dat, in een tropische omgeving.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN3895y.jpg

Tanjung Anu

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\01 Kota Kinabalu\BORN3665y.jpg

Pulau Sulug

Onder minzaam wuivende palmbomen nippen we in de vooravond aan een Sabah Golden Sunset Cocktail op Tanjung Anu, terwijl de zon in een goudgele setting boven Pulau Sulug de einder opzoekt. Even breekt het frêle silhouet van een vissersbootje de bronzen rimpeling in het zeewater. Dit paradijselijk tafereel blijft niet eeuwig duren. Als een koraalrood muntstuk verdwijnt de zonneschijf onafwendbaar in de Zuid-Chinese Zee.

Top

Jaak Palmans
© 2016, 2017 | Versie 2021-11-05 16:51

Lees het vervolg in (2/5)

Rendez-vous met vleermuizen