Waarom investeren in een afgeleefde slaaf?
Frankrijk | La Réunion | Anno 2023
Dinsdag 24 oktober | Mafate – Le Maïdo – Sentier du Rempart – Maison du Géranium
Woensdag 25 oktober | Cimetière marin de Saint-Paul – Le Port
Donderdag 26 oktober | La Réunion uit de lucht – Villèle – Saint-Denis
Dinsdag 24 oktober | Mafate – Le Maïdo – Sentier du Rempart – Maison du Géranium
Van de drie keteldalen rond de Piton des Neiges is dat van Mafate het minst toegankelijke. Kan je Salazie en Cilaos nog deels met de auto exploreren, dan bereik je Mafate uitsluitend via een lange tocht te voet over de bergen. Of met de helikopter. Niet voor niets betekent Mafate in het Malagassisch ‘hij die doodt’. Want op die gevaarlijke bergpaden is al menig dodelijk ongeval gebeurd.
Niet voor niets betekent Mafate in het Malagassisch ‘hij die doodt’
Dat wisten de zwarte slaafgemaakten die in onmenselijke omstandigheden dwangarbeid verrichtten op de suikerrietplantages van de kuststrook natuurlijk ook. Marons noemde men de slaafgemaakten die, zodra ze daartoe de kans zagen, de benen namen en hun heil in een van de ontoegankelijke keteldalen zochten. Een van deze marons ontpopte zich tot clanleider van de zwarte gemeenschap van Mafate en werd algauw zelf Mafate genoemd.
Of was het omgekeerd? Was er een meedogenloze clanleider die Mafate genoemd werd, hij die doodt, en is dan achteraf het keteldal waarover hij heerste naar hem vernoemd? We weten het niet met zekerheid. Wat we wel weten is dat ook deze Mafate in september 1751 in de handen viel van de geduchte slavenjager François Mussard. Die beschouwde het als zijn plicht de keteldalen te ‘zuiveren’ van de marons en hun leiders persoonlijk te executeren.
François Mussard beschouwde het als zijn plicht de keteldalen te ‘zuiveren’ van de marons en hun leiders persoonlijk te executeren
Route forestière du Maïdo
Voor ons is een bezoek aan het keteldal van Mafate niet weggelegd. Daar hebben wij de tijd niet voor, en evenmin de moed of de energie. Maar het keteldal van op de rand van de kraterwand aanschouwen, dat zien we wel zitten. Zelfs als we daarvoor om vijf uur ‘s ochtends de benen uit het bed moeten lichten. Want anders valt te vrezen dat wolken een groot deel van het landschap aan het zicht onttrekken.
Er staat een stevige wind op dit vroege uur en er hangt een lichte bewolking. Toch is het al zonnig en is de thermometer naar 26 °C gestegen. Chauffeur Max en reisgids Marie-Annick zijn er vandaag niet bij. Beiden genieten ze van hun wettelijke vrije dag. Want ook hier in het verre La Réunion is uiteraard de Franse arbeidswetgeving van toepassing. Chauffeur Adji heeft Max’ plaats achter het stuur overgenomen.
Gezien zijn ongeschonden karakter mag je het bos van Hauts-sous-le-Vent een oerbos noemen
Noordwaarts rijden we, in de richting van Saint-Paul, de wieg van de kolonisatie van La Réunion, de plek waar het allemaal begon. Hier was het dat in 1646 de allereerste Franse kolonisten aan wal gingen. Of, nauwkeuriger gezegd, waar twaalf Franse muiters die uit Madagaskar verbannen waren, bij wijze van straf gedropt werden. Maar dat draaide anders uit dan verwacht. Wat als straf bedoeld was, werd welhaast een beloning. De leefomstandigheden op het tropische eiland bleken best mee te vallen. In die mate dat Lodewijk XIV drie jaar later het eiland dan maar formeel in bezit nam.
De gunstige berichten van de bannelingen ten spijt, bleek niemand geïnteresseerd om zich blijvend op La Réunion te vestigen. Het was wachten tot de jaren 1700 vooraleer de Franse Oost-Indische Compagnie interesse voor het eiland begon te betonen en de eerste echte kolonisten er arriveerden. Die interesse kwam vooral voort uit het feit dat het eiland een geschikte tussenstop was voor handelsschepen op weg naar of van het Verre Oosten. De rest van de geschiedenis kennen we intussen – vanaf 1715 waren er de koffieplantages, een eeuw later werden die door de suikerrietplantages verdrongen.
In Le Guillaume beginnen we aan de eigenlijke beklimming van de kraterwand. Zestien kilometer lang volgen we de Route forestière du Maïdo, een smalle maar comfortabele asfaltweg die in een eindeloos aantal bochten naar boven kronkelt. Hier en daar staan Creoolse woningen langs de weg. Intussen zakt buiten de temperatuur zienderogen. Helemaal boven, op een hoogte van 2 205 m, zal het 15 °C zijn.
Maar zover zijn we nog niet. Onderweg klimmen Claire en Gilles aan boord. Beiden zijn ze natuurgids en hebben ze over dit gebied veel te vertellen. Het bos van Hauts-sous-le-Vent waar we nu al een tijdje door rijden, is een heel bijzonder bos, legt Gilles uit. Want het profiteert van het microklimaat dat op deze benedenwindse helling heerst – niet te warm, niet te koud, weinig regen, veel waterdamp in de vorm van wolken. Heel veel soorten vegetatie voelen er zich thuis, korstmossen zoals de Sint-Antoniusbaard gedijen er uitstekend. Gezien zijn ongeschonden karakter mag je het een oerbos noemen.
Typisch voor dit gebied is de hooglandtamarinde. Dat is een endemische soort, deze bomen komen enkel op La Réunion voor en dan nog uitsluitend tussen 1 100 en 1 700 meter boven zeeniveau. Het hoogwaardige hout is altijd van groot belang geweest voor de lokale meubelmakerij, vele Creoolse huizen zijn ermee gebouwd. Maar hier, in het nationaal park van La Réunion, zijn ze beschermd. Wat niet betekent dat ze veilig zijn. Want de bomen kunnen vijfentwintig meter hoog worden, maar ze hebben ondiepe wortels. Komt er een cycloon langs, dan kan dat tot een behoorlijke ravage leiden. En La Réunion ziet elk jaar vijf tot tien cyclonen over zich heen gaan.
Komt er een cycloon langs, dan kan dat tot een behoorlijke ravage leiden. En La Réunion ziet elk jaar vijf tot tien cyclonen over zich heen gaan
Gaspeldoorn |
|
Gaandeweg laten we het bos achter ons en komen we in een heideachtig landschap terecht. Struiken met gele bloemen zetten nu de toon. Gaspeldoorn is dat, een invasieve exoot. Pas in 2000 is hij hier plots in dit landschap opgedoken en nu al is hij niet meer weg te krijgen, verzucht Gilles. Maar men doet er alles aan om hem in te tomen, teneinde de inheemse flora te beschermen.
Even voor acht zijn we boven. Van de parking kuieren we verwachtingsvol naar het Belvédère du Maïdo. Maar wat we er te zien krijgen, daar zijn we in het geheel niet op voorbereid. Als ergens het woord spectaculair van toepassing is, dan is het hier. Alsof we op een balkon staan, zo overschouwen we het keteldal van Mafate in al zijn ruwe grootsheid.
Alsof we op een balkon staan, zo overschouwen we het keteldal van Mafate in al zijn ruwe grootsheid
Keteldal van Mafate (noord)
Weer is er dat chaotische landschap met al die onregelmatige pieken van vulkanisch gesteente, maar ditmaal in een dimensie die al het voorgaande overtreft. Liefst tien toppen van meer dan tweeduizend meter omringen dit keteldal. Hier en daar blijkt een rivier haar weg te vinden in dit labyrint, maar erosie heeft hier nauwelijks haar nivellerend werk gedaan. Overal zijn er steile heuvelpieken, bijna nergens zijn er vlakke stroken, behalve op de top van sommige van die pieken. Daar is het dat we minuscule witte vlekken ontwaren – de huizen van de lokale gemeenschappen. Want daar beneden, in die ogenschijnlijke wildernis, meer dan duizend meter onder onze voeten, wonen en leven mensen.
Daar beneden, in die ogenschijnlijke wildernis, meer dan duizend meter onder onze voeten, wonen en leven mensen
Keteldal van Mafate (zuid)
Negen dorpen zijn het, aldus Claire, met samen ongeveer zevenhonderd inwoners. Een elektriciteitsnet hebben ze niet, zonnepanelen doorgaans wel. Die produceren voldoende elektriciteit om energiezuinige lampen en kleine apparaten aan te drijven. Hier en daar is er een generator in gebruik. Stromend water is daarentegen wel beschikbaar. Per slot van rekening is water in deze omgeving in overvloed aanwezig. Warm water wordt eveneens via zonne-energie verkregen. Pas in 1974 werd een telefoonverbinding aangelegd en kregen de Mafatais toegang tot televisie.
Bevoorrading, hulpverlening en distributie van de post gebeuren per helikopter. Elk dorp onderhoudt daartoe een landingsbaan voor helikopters. In dit keteldal zijn zowaar twee postbodes werkzaam. Elke week leggen ze tientallen kilometers te voet af, met tien tot vijftien kilogram briefwisseling en pakjes op hun rug, om de post te bedelen.
Van op de Bronchard hielden de marons de omgeving in de gaten om niet door slavenjagers verrast te worden
Roche Plate met de Bronsard
Indertijd was Roche Plate het eerste toevluchtsoord van de slaafgemaakten die via de steile paden uit de kustgemeente Saint-Paul vluchtten
La Nouvelle , Roche Plate, Bronsard
Ook de verwijdering van huishoudelijk afval gebeurt per helikopter. Dat kost drie euro per kilogram, weet Claire. Toevallig zien we net een helikopter opstijgen met onder zich een enorme witte zak aan een touw. Elke maand wordt op die manier 25 ton afval geëxporteerd. Als je in deze delicate omgeving het natuurschoon in stand wil houden, mag je niet toelaten dat afval zich opstapelt.
In het begin van de 19e eeuw slaagde men er in La Nouvelle zelfs in om aan veeteelt te doen
La Nouvelle , Bronsard
La Nouvelle
In de negen dorpen zijn acht lagere scholen en acht infirmerieën aanwezig. Het negende dorp is simpelweg te klein om er ook een lagere school en een infirmerie in stand te houden. Voor de twee schoolgaande kinderen uit dat dorp betekent dat elke dag vijf kwartier naar school stappen – en terug. Voor secundair onderwijs moeten de kinderen sowieso het keteldal verlaten. Ze logeren dan in de kuststrook bij gastouders of in een pensionaat.
Net voor ons, in de diepte, bevindt zich Roche Plate, een dorpje met ongeveer zestig inwoners, ongeveer duizend meter boven de zeespiegel. Indertijd was dit het eerste toevluchtsoord van de slaafgemaakten die via de steile paden uit de kustgemeente Saint-Paul vluchtten. Pal daarachter bevindt zich de Bronchard, een afgetopte heuvel van 1 650 m. Naar verluidt hielden ze van op die hoogte de omgeving in de gaten om niet door slavenjagers verrast te worden.
Achteraan rechts ontwaren we La Nouvelle. Voor zover je in dit keteldal van een hoofdstad mag spreken, vervult dit dorpje die rol. In het begin van de 19e eeuw slaagde men er hier zelfs in om aan veeteelt te doen – vooral schapenhouderij. Ongeveer honderd mensen wonen er nu.
Rivière des Galets, Marla, Col du Taïbit
Rechts in de verte kunnen we nog net Marla onderscheiden. Het is het hoogst gelegen dorp van het keteldal, 1 641 m boven de zeespiegel. Een honderdtal mensen wonen er. Je zou het niet meteen verwachten, maar tijdens vakantieperiodes kan het er erg druk zijn. De verklaring daarvoor is eenvoudig – het dorp bevindt zich op het kruispunt van de populairste wandelroutes. Net voorbij het dorp rijst immers de fameuze Col du Taïbit op, de doorgang tussen het keteldal van Mafate en dat van Cilaos.
Een netwerk van meer dan 140 km gemarkeerde paden maakt van Mafate een gedroomde bestemming voor ervaren wandelaars
Sentier du Rempart
|
Réunionroodborsttapuit |
Het zijn dus niet alleen afstammelingen van gevluchte slaafgemaakten die je in dit keteldal aantreft, beklemtoont Claire. Ook jonge mensen hebben zich er gevestigd. Zij bieden vooral logistieke ondersteuning aan voor trektochten door de keteldalen. In Marla bijvoorbeeld vind je tweehonderd bedden verspreid over twaalf lodges. Want een netwerk van meer dan 140 km gemarkeerde paden maakt van Mafate een gedroomde bestemming voor ervaren wandelaars.
Sentier du Rempart |
|
Ook wij maken ons op voor een wandeling, maar dan wel eentje van een meer bescheiden omvang. Adji zal ons in de buurt van Ti Col droppen. Vandaar zullen we over de rand van de krater lopen tot aan de honderd meter lager gelegen Piton des Orangers. Een traject van ongeveer anderhalve kilometer is dat, het maakt deel uit van de Sentier de Roche Plate die helemaal tot beneden leidt.
|
Enerzijds is er het fabelachtige keteldal rechts beneden waar we maar niet op uitgekeken raken, anderzijds is er de unieke flora langs het pad
Zo worden we doorlopend met twee werelden geconfronteerd. Enerzijds is er het fabelachtige keteldal rechts beneden waar we maar niet op uitgekeken raken, anderzijds is er de unieke flora langs het pad. Struiken en kleine bomen domineren in deze rotsachtige omgeving. Vaak hangen daar prachtige slierten van Sint-Antoniusbaard in.
|
Réunionroodborsttapuit |
Af en toe laat een zangvogeltje zich in de struiken opmerken. Zijn bruinrode borst en zijn witte wenkbrauwen laten er geen twijfel over bestaan – dit is een réunionroodborsttapuit. Hij is endemisch voor dit eiland, alleen hier kan je hem aantreffen. Rustig zit hij op een tak de omgeving te observeren in de hoop een argeloos insect te verschalken. Schuw is hij helemaal niet. Naar verluidt drijft zijn nieuwsgierigheid hem soms zover dat hij groepen wandelaars stilletjes volgt.
Maar het zijn niet alleen helikopters en vogels die hier door het zwerk vliegen. Dat blijkt op de Piste parapente, een ronde open plek op de kraterrand vanwaar commerciële vluchten met paragliders georganiseerd worden. Van hieruit kan je duizend meter diep duiken, al dan niet met een tandemvlucht.
Sint-Antoniusbaard
Gaandeweg komt beneden Les Orangers beter in beeld. Waar de naam van dit dorpje vandaan komt, weet men niet. Sinaasappelbomen hebben er nooit gegroeid. Wat wel vaststaat is dat hier de hevigste gevechten in de strijd tegen de slavernij plaatsvonden. Dat hoeft niet te verbazen, het is een van de eerste dorpen die je ontmoet als je vanuit de kust via de vallei van de Rivière des Galets het keteldal binnendringt.
Tegenwoordig verblijven er een vijftigtal inwoners. Een hallucinante plek lijkt het, als je het in vogelperspectief bekijkt. Van alle kanten is het dorpje door een diepe, steile ravijn omgeven. Daarrond rijzen dan weer hoge, scherpe pieken op. Alsof een reus bewust een dubbele barrière rond het dorp wou aanleggen.
In Les Orangers vonden de hevigste gevechten in de strijd tegen de slavernij plaats
Les Orangers
Van alle kanten is Les Orangers door een diepe, steile ravijn omgeven. Daarrond rijzen dan weer hoge, scherpe pieken op
Les Orangers
Via een brede brandgang, de Tête Dure, keren we terug naar de parking. Zulke brandgangen zijn hier geen overbodige luxe. In het Malagassisch betekent Le Maïdo verbrande aarde. Branden zijn hier helaas geen uitzondering. Vaak breiden ze zich zelfs ongemerkt onder de grond uit. Zo zijn nu nog steeds de gevolgen zichtbaar van de zware brand die in november 2020 dit gebied teisterde.
Roodoorbuulbuul
Fuchsia |
|
Madagaskarwever |
Om een liter geraniumolie te produceren heb je zo maar even 300 kg geraniums nodig. Dat lijkt een titanenwerk, maar de eigenaars van La Maison du Géranium lieten zich daar niet door afschrikken. Langs de Route du Maïdo hebben ze een ambachtelijke familiestokerij uit de grond gestampt waar ze elk jaar de opbrengst van twee hectaren geraniums verwerken. We lunchen er – en worden verrast door een dessert van zoete aardappelen – maar we maken er ook kennis met de grote verscheidenheid aan producten op basis van geraniums – thee, gelei, essentiële oliën, parfums, massageoliën, … noem maar op.
We worden er verrast door een dessert van zoete aardappelen
Alambiek
Olie trekken uit de geraniums doen ze hier met een alambiek, een destilleertoestel dat niet continu werkt, maar dat je telkens kan vullen met de vloeistof die gedestilleerd moet worden. Onder een afdak in de tuin staat het apparaat op de volgende oogst te wachten. Het lijkt wat primitief, met de eenvoudige stenen haard en de gedeukte zwarte ketels, maar het doet wat het moet doen.
Woensdag 25 oktober | Cimetière marin de Saint-Paul – Le Port
De boog moet niet altijd gespannen staan. Een rustige dag wordt het vandaag, zonnig, broeierig warm zelfs. Pas in de late namiddag trekken we eropuit. Een boottocht voor de kust staat op het programma.
We verwachten een zeemanskerkhof, maar wat we te zien krijgen blijkt een begraafplaats te zijn die uitkijkt over zee
Cimetière marin de Saint-Paul
Eerst zakken we echter naar het Cimetière marin van Saint-Paul af. Even zet die naam ons op het verkeerde been. We verwachten een zeemanskerkhof, maar wat we te zien krijgen blijkt een begraafplaats te zijn die uitkijkt over zee. Ze dateert al van 1788, maar werd in de loop der tijden hopeloos verwaarloosd.
Omstreeks 1970 kwam daar verandering in. Charles Marie Leconte de Lisle, de beroemdste dichter van het eiland, had indertijd de wens uitgedrukt in La Réunion begraven te worden. Maar na zijn dood in 1894 werd hij in Parijs op het Cimetière Montparnasse begraven. Bijna een eeuw later werd dan toch aanstalten gemaakt om zijn stoffelijke resten over te brengen, niet zonder het kerkhof eerst een flinke opknapbeurt te geven. In 1977 was het zover. Leconte de Lisle en zijn vrouw kregen een prominente plek pal tegenover de oude hoofdingang.
Graf van Leconte de Lisle
Nu men toch bezig was, besloot men meteen ook een gedenkteken voor Olivier Levasseur op te richten. Een van de beruchtste piraten van het begin van de 18e eeuw was dat, beter bekend als La Buse, de Buizerd. Het was niet zozeer de bedoeling de nagedachtenis van deze schurk te bestendigen, wel vertrouwde men erop dat toeristen aangetrokken zouden worden door het graf van de man wiens nalatenschap in een zweem van mysterie gehuld is. Want nog steeds zijn sommigen naar de fameuze schat van La Buse op zoek. Miljoenen euro’s zou die waard zijn.
Men vertrouwde erop dat toeristen aangetrokken zouden worden door het graf van de piraat wiens fameuze schat in een zweem van mysterie gehuld is
Graf van Olivier Levasseur
Een merkwaardige mix is het geworden van indrukwekkende familiegraftomben en anonieme graven. Vroege kolonisten liggen hier begraven, piraten, landeigenaars, zeelui, politici, dichters, schipbreukelingen, veroordeelde criminelen uit India en China, … En veel nobele onbekenden. Een wandeling door de onderbuik van de maatschappij, zo noemen ze hier het bezoek aan deze begraafplaats.
Een wandeling door de onderbuik van de maatschappij, zo noemen ze hier het bezoek aan deze begraafplaats
Graf van acht schipbreukelingen van de Ker-Anna (1894) |
|
Graf van de vrijgelaten slaafgemaakte Delphine Hélod |
In februari 2007 heeft de cycloon Gamède op deze kuststrook lelijk huisgehouden, met windstoten tot 120 km per uur. De verrassing was groot toen bleek dat al dat natuurgeweld net buiten de begraafplaats menselijke beenderresten blootgelegd had. Archeologisch onderzoek wees uit dat de site van het begin van de 19e eeuw dateert. De slavernij was toen nog altijd niet afgeschaft. Van sommige menselijke resten kon aangetoond worden dat de betrokkenen uit het zuiden van Tanzania en het noorden van Mozambique afkomstig waren. Verspreid over een oppervlakte van 2 500 m² raamt men het aantal slaafgemaakten dat hier brutaal en in alle anonimiteit gedumpt is op minstens tweeduizend.
Kolonistenagame
Le Port is de enige industriële haven van La Réunion. Wat haar een beetje uniek maakt, is het feit dat op het einde van de 19e eeuw eerst de haveninfrastructuur gebouwd werd en dat zich pas later in deze halfwoestijn aan de kust een stad rond die haven ontwikkelde.
Eerst werd de haveninfrastructuur gebouwd, pas later ontwikkelde zich in deze halfwoestijn een stad rond die haven
Le Port speelde zelfs een bescheiden rol in de Tweede Wereldoorlog. La Réunion was toen trouw gebleven aan het collaborerende Vichy-regime van maarschalk Pétain. Maar in 1942 daagde een torpedobootjager van de Vrije Franse Strijdkrachten voor de kust op en begon een wijk van Le Port te bombarderen. Nauwelijks twee dagen later sloot La Réunion zich bij het Vrije Frankrijk van generaal de Gaulle aan. De Avenue du 28 Novembre 1942 herinnert daar nog aan.
Onderzoeksschip Marion Dufresne
In Port Ouest ligt de catamaran Maloya op ons te wachten. Iets verder ligt de Marion Dufresne aangemeerd, het onderzoeksschip dat onder meer tot taak heeft de Franse basis op het Antarctische Adélieland te bevoorraden. Dat Frankrijk aanspraak kan maken op een sector van Antarctica komt voort uit het feit dat La Réunion nog steeds deel uitmaakt van de Franse republiek.
Kort na half vijf gooit kapitein Frank de trossen van de Maloya los. Het zeil wordt gehesen, we varen recht van de kust weg. Een vrij woelige vaart is het aanvankelijk, niet iedereen voelt er zich comfortabel bij. Lang duurt het evenwel niet vooraleer de Maloya tot rust komt en op open zee vredig ligt te dobberen. Veel is hier niet te beleven, maar daar gaat het ook niet om.
Het is de imposante kustlijn die boeit. In feite vat dit beeld de essentie van La Réunion samen
Haven van Saint-Paul met in de achtergrond de doorsteek naar het keteldal van Mafate
Het is de imposante kustlijn die boeit. Hoe de witte huisjes elkaar op de smalle, dicht bebouwde kuststrook verdringen, hoe groene weilanden tegen de hellingen omhoog kruipen, hoe de grillige toppen van de kraterwand dreigend boven de stad uit rijzen, hoe de steile kloof van de Rivière des Galets een smalle doorgang naar het keteldal van Mafate biedt – van op deze afstand kan je het allemaal perfect inschatten. In feite vat dit beeld de essentie van La Réunion samen – een eiland waar de mens nauwelijks meer dan een smalle kuststrook voor zich kan opeisen.
En dan is er natuurlijk de zonsondergang. Perfect is hij niet, maar met een hapje en een drankje valt hij best te genieten.
Donderdag 26 oktober | La Réunion uit de lucht – Villèle – Saint-Denis
Vier uur twintig. Buiten is het nog aardedonker, toch tillen we de benen gezwind uit bed. Willen we ten volle van de helikoptervlucht boven het binnenland van La Réunion genieten, dan is vroeg uit de veren het parool. In de verte kraaien hanen, dichterbij beginnen vogels te fluiten, boven het centrale gebergte kleurt de horizon langzaamaan roze wanneer de shuttle om vijf uur aan het hotel arriveert om de eerste groep op te pikken.
Een onoverzichtelijk labyrint van pieken en dalen, kloven en plateaus is het, een onherbergzame omgeving waar overleven een heuse uitdaging lijkt
Keteldal van Mafate – Les Orangers
Îlet à Malheur draagt een bloedig litteken met zich mee
Piton Cabris, Aurère, Îlet à Malheur
De vooruitzichten zijn uitstekend, weten ze ons bij Corail Helicoptères te melden, alleen in het zuidoosten vormen wolken een storende factor. De Piton de la Fournaise, de actieve vulkaan in de Sud Sauvage, zal dus wellicht niet te zien zijn.
Van achter de kraterwand komt geleidelijk Grand Îlet tevoorschijn. Meteen valt op dat de natuur hier minder meedogenloos oogt
Keteldal van Salazie – Grand Îlet
Even na zes stijgt onze Airbus H130 op met Rudi aan de stuurknuppel. Een vlucht van drie kwartier zal het worden, een vlucht die als onvergetelijk aangekondigd is. Benieuwd of die boude voorspelling bewaarheid zal worden.
Pal oostwaarts vliegen we, het vulkanische centrum van La Réunion tegemoet. Minuten later scheren we ter hoogte van Le Maïdo over de kraterwand en komt het spectaculaire keteldal van Mafate in al zijn glorie tevoorschijn. Een onoverzichtelijk labyrint van pieken en dalen, kloven en plateaus is het, een onherbergzame omgeving waar overleven een heuse uitdaging lijkt.
Keteldal van Salazie – Piton d’Anchaing (links achteraan)
Toch ontwaken beneden de dorpjes geleidelijk in het licht van de eerste warme zonnestralen. Zoals Aurère, schitterend gelegen op een plateau aan de voet van de Piton Cabris, aan drie zijden door een diep ravijn omringd. Of Îlet à Malheur, vredig gelegen aan de overkant van dat ravijn. Zoals de naam doet vermoeden, draagt het dorpje een bloedig litteken met zich mee. Een veertigtal mannelijke slaafgemaakten had daar in het begin van de 19e eeuw zijn toevlucht gezocht. Maar een detachement onder leiding van de slavenjager Guichard ontdekte de plek in 1829 en richtte er een bloedbad aan.
Keteldal van Salazie
Minuten later dringen we het keteldal van Salazie binnen. Van achter de kraterwand komt geleidelijk Grand Îlet tevoorschijn. Meteen valt op dat de natuur hier minder meedogenloos oogt. De niveauverschillen zijn kleiner, er is meer open ruimte, grote plateaus bieden de gelegenheid om landbouw te bedrijven, de plek is makkelijk met de auto te bereiken. Hier zijn het niet de marons, de gevluchte slaafgemaakten, die in 1840 het dorpje gesticht hebben, maar de petits blancs des hauts, de blanke keuterboeren die door de suikerrietplantages uit de kuststrook verdreven werden. Pas in 1978 zijn ze op het elektriciteitsnet aangesloten.
Keteldal van Salazie |
|
Trou de Fer |
Verder gaat het nu in de richting van de 7 Cascades du Mât die we vorige week in kikvorsperspectief mochten bewonderen. Maar dat is kinderspel vergeleken met wat het Trou de Fer te bieden heeft. Watervallen storten er driehonderd meter diep neer in een geologische depressie. Niet zonder overdrijving worden ze de Niagarawatervallen van La Réunion genoemd. Beneden stroomt het water verder door de ultrasmalle kloof van de Bras de Caverne.
Niet zonder overdrijving worden de 7 Cascades du Mât de Niagarawatervallen van La Réunion genoemd
Bras de Caverne |
|
7 Cascades du Mât |
Nog zo’n icoon zijn de watervallen van Takamaka. Ze voeden een van de langste waterwegen van het eiland, de Rivière des Marsouins. Het overvloedige water in deze omgeving maakt de abondante natuur extra vruchtbaar. Maar ook de mens maakt er gebruik van, want er zijn twee waterkrachtcentrales grotendeels ondergronds op aangesloten.
Plaine des Palmistes |
|
Oude vulkaankegels rond Bourg Murat |
Dan duikt de Plaine des Palmistes op, de brede corridor die de drie keteldalen rond de slapende Piton des Neiges van de actieve Piton de la Fournaise scheidt. Maar het is vergeefs aandringen, de vulkaan laat zich niet zien, de wolken hebben hem stevig in hun greep.
De Piton de la Fournaise laat zich niet zien, de wolken hebben hem stevig in hun greep
Wolkenveld rond de Piton de la Fournaise, Route du Volcan
Over de Plaine des Cafres vliegen we terug westwaarts. Talloze dicht beboste vulkanische kegeltjes in de velden en de weiden rond Bourg Murat herinneren ons eraan dat het op deze vlakte niet altijd zo rustig geweest is.
Plaine des Cafres
Hier en daar bemerken we ook enkele cirkelvormige meertjes. Kratermeertjes, denk je dan, maar dat is niet zo. Dit zijn maren. Weliswaar zijn ze door een explosie ontstaan, maar het was geen explosie van vulkanische aard. Het was geen magma dat zich met brutaal geweld een weg naar boven zocht, het was simpelweg grondwater of doorsijpelend regenwater dat in de ondergrond met gloeiend hete materie in aanraking kwam. Het water werd oververhit, de druk nam enorm toe en uiteindelijk werden de rotsen aan de oppervlakte weggeslingerd. Alsof het deksel van een hogedrukkookpan plots loskwam.
De marons dachten de slavenjagers te slim af te zijn door via touwen naar boven te klimmen teneinde geen sporen na te laten
Keteldal van Cilaos – Îllet à Cordes
Even later bereiken we het derde en laatste keteldal, dat van Cilaos. We krijgen er een schitterend beeld van het fameuze Îlet à Cordes, het plateau waar marons zich in de 18e eeuw schuilhielden. Ze dachten de slavenjagers te slim af te zijn door via touwen naar boven te klimmen teneinde geen sporen na te laten. Vergeefse moeite, weten we intussen, want in oktober 1751 kreeg de beruchte slavenjager François Mussard hen te pakken.
Col du Taïbit
Col du Taïbit |
|
Rechts koestert de Piton des Neiges, met 3 061 m de hoogste top van het eiland, zich in de rosse stralen van de ochtendzon. Maar wij zijn op weg naar de Col du Taïbit, de doorsteek van het keteldal van Cilaos naar dat van Mafate. Een scherpe bergkam is het, zo smal dat je er niet eens op kan lopen. Terwijl we over het populaire Marla vliegen, rijst links de imposante wand van het keteldal op.
Keteldal van Mafate met het Belvédère du Maïdo
Ter hoogte van het Belvédère du Maïdo laten we het keteldal achter ons en vliegen westwaarts, terug naar de kust. Onvergetelijk was ze inderdaad, deze vlucht van ongeveer 142 km. Onontbeerlijk ook om een goed beeld te krijgen van wat de turbulente ontstaansgeschiedenis van dit eiland aan uiteenlopende vulkanische formaties voortgebracht heeft.
Trou d’Eau
Terug met beide voeten op de begane grond maken we ons op voor onze laatste verkenning, vooraleer we dit tropische eiland voorgoed verlaten. Chauffeur Max en reisgids Marie-Annick zijn weer van de partij om ons naar Villèle te brengen. Het is niet het dorpje waar het ons om te doen is, wel al wat er zich in de 18e eeuw op het gelijknamige koloniale landgoed afgespeeld heeft.
Bijna twee eeuwen lang werd het maatschappelijk leven op La Réunion in grote mate bepaald door wat er op de suikerrietplantages gebeurde
Bijna twee eeuwen lang werd het maatschappelijk leven op La Réunion in grote mate bepaald door wat er op de suikerrietplantages gebeurde. En dan springt meteen de naam van Marie-Anne Thérèse Hombeline Desbassayns naar voren, beter bekend als Madame Desbassayns.
Grote textorwever |
|
Een controversiële figuur was het, deze Madame Desbassayns. Afhankelijk van de bron wordt ze de hemel of de hel in geprezen – voor de enen een weldoenster, voor de anderen een beul. Sommigen noemden haar La Seconde Providence, de Tweede Voorzienigheid – wat uiteindelijk ook haar grafschrift zou worden. Anderen noemden haar la Diablesse, de Duivelin.
Amper veertien was ze toen ze in 1770 met de zevendertigjarige blanke Creoolse officier Henri Paulin Panon Desbassayns huwde. Hij was een succesvolle militair en een rijke planter, zij was een rijke erfgename. Ze zou hem elf kinderen schenken, zoals dat heet. In 1797 was hun landgoed het grootste van La Réunion, met een oppervlakte van ongeveer 750 ha, waar 417 slaafgemaakten tewerkgesteld waren.
Slaafgemaakten die een perspectief hadden op het eeuwige leven in het hiernamaals, waren wellicht minder vatbaar voor revolutionair gedachtegoed
La Chapelle Pointue
Door een bos van eucalyptusbomen leidt Marie-Annick ons naar de Chapelle Pointue, een van de blikvangers van het landgoed. Het was Madame Desbassayns zelf die het neogotische gebouw in 1843 liet optrekken. Zowel vrije blanke boeren uit de heuvels als zwarte slaafgemaakten waren er welkom.
La Chapelle Pointue
Blanken en zwarten samen in dezelfde kapel, dat was ongezien in La Réunion. Maar Madame Desbassayns had daar zeer goede redenen voor. Recent waren er enkele serieuze slavenopstanden uitgebroken, de schrik zat er goed in bij de grootgrondbezitters. Slaafgemaakten die het onderscheid tussen goed en kwaad hadden leren kennen en die een perspectief hadden op het eeuwige leven in het hiernamaals, waren wellicht minder vatbaar voor revolutionair gedachtegoed, zo was de redenering.
Frankrijk had de slavernij reeds in 1794 afgeschaft, een wettelijke beschikking die Madame Desbassayns al meer dan vijftig jaar naast zich neerlegde
Marie-Anne Thérèse Hombeline Desbassayns |
|
Grafsteen van Madame Desbassayns |
Voorts kwam ze zo aan de wens van de Franse koning Louis-Philippe tegemoet. Die had de slavenhouders immers opgedragen hun slaafgemaakten een religieuze opvoeding te geven. Niet dat Madame Desbassayns veel belang hechtte aan wat in Parijs bedisseld werd. Per slot van rekening was de slavernij in Frankrijk reeds in 1794 afgeschaft, een wettelijke beschikking die ze zelf al meer dan vijftig jaar naast zich neerlegde.
Voor de lunch strijken we in de nabijgelegen Ferme Ichabe neer, een boerderij waar Brigitte en Patrick hun gerechten op een houtvuur bereiden. De obligate rum arrangé gaat hier aan de maaltijd vooraf, samen met voortreffelijke gefrituurde hapjes. Als voorgerecht volgt dan een gratin van pompoen, als hoofdgerecht kip en garnalen bereid in geraniumolie.
In 1822 was deze suikerfabriek de allereerste en meest geavanceerde industriële installatie voor suikerrietverwerking op het eiland
Van het koloniale landgoed van de familie Desbassayns hebben ze in 1974 het historisch museum van Villèle gemaakt. Over het boomrijke terrein wandelen we naar de ruïnes van de suikerfabriek. Veel rest er niet meer van het prestigieuze gebouw, alleen enkele muren en een toren staan nog overeind. Toch was dat indertijd in 1822 de allereerste en meest geavanceerde industriële installatie voor suikerrietverwerking op het eiland.
Zijn groot gezin tegen de risico's van brand en cyclonen beschermen, dat was de uitdrukkelijke bedoeling van Desbassayns’ echtgenoot Henri toen hij in 1788 hun woning liet bouwen. Het werd dus een huis met een groot aantal kamers, stenen muren van 82 cm dik en zelfs… een vloer. La Maison des Maîtres werd het optrekje genoemd. In de praktijk zou Madame Desbassayns vaak in haar eentje in dat grote paleis verblijven, aangezien haar man veel op reis was.
La Maison des Maîtres (achterzijde)
Na de dood van Henri in 1800 heerste ze bijna een halve eeuw lang zelf over de koffie‑, suikerriet‑ en katoenplantages. Dat deed ze met kennis van zaken, maar ook met de harde hand. Vakkundig en gepassioneerd, onverzettelijk en meedogenloos.
Haar meest opvallende verwezenlijking is het ziekenhuis voor slaafgemaakten dat je nog steeds kan bezoeken – het enige dat ooit op La Réunion gebouwd is. Men kan daar een zweem van menselijkheid achter vermoeden, maar het gebeurde pas in 1834 toen de wet voorschreef dat elke slavenhouder met meer dan twintig slaven over een hut moest beschikken die als ziekenhuis dienstdeed. Bovendien werden zelfs koortsachtige patiënten nog aan het werk gezet voor ‘lichtere’ taken – vacoa splijten, stenen vermalen, wol borstelen, touw maken, olie winnen…
In de praktijk was het ziekenhuis vooral een plek om te sterven. Want waarom zou je investeren in een afgeleefde slaafgemaakte die waarschijnlijk nooit meer zou kunnen werken?
Villèle – Ruïnes van de suikerfabriek |
|
Ziekenhuis voor slaafgemaakten |
In de praktijk was het ziekenhuis vooral een plek om te sterven. Middelen om patiënten te genezen waren er immers niet. Waarom zou je investeren in een afgeleefde slaafgemaakte die waarschijnlijk nooit meer zou kunnen werken? De 71-jarige die als ‘verpleegster’ aangesteld was, kon weinig meer doen dan de stervenden tellen. Véronique heette deze slaafgemaakte, ze werd op vijfhonderd frank getaxeerd, zijnde iets meer dan de waarde van twee Madagaskar-ossen met bijbehorende karren.
In een laatste duivelse oprisping annuleerde ze op haar sterfbed de vrijlating van twaalf slaafgemaakten die ze bijna veertig jaar voordien de vrijheid geschonken had
Negentig was Madame Desbassayns toen ze op 4 februari 1846 overleed. In een laatste duivelse oprisping annuleerde ze in haar testament de vrijlating van twaalf slaafgemaakten die ze in 1807 – nota bene bijna veertig jaar voordien – de vrijheid geschonken had. Twee jaar later zou de slavernij sowieso afgeschaft worden. Voelde ze dat aankomen? Was dit haar allerlaatste daad van verzet?
Aanvankelijk werd ze op het Cimetière marin begraven. Twintig jaar later werden haar stoffelijke resten naar de Chapelle Pointue overgebracht. Haar grafsteen bevindt zich nu aan de voet van het witmarmeren altaar. De son vivant elle fût appellée la Seconde Providence staat er te lezen – Tijdens haar leven werd ze de Tweede Voorzienigheid genoemd.
Les 3 Frères geeft op aandoenlijke wijze de pijnlijke grimassen van drie slaafgemaakte zwarten weer
La Chapelle Pointue – Les 3 Frères
Het weerwoord op die misplaatste idolatrie kwam er in 2018 ter gelegenheid van de 170e verjaardag van de afschaffing van de slavernij in 1848. Toen werd de compositie Les 3 Frères in de kapel geplaatst, De Drie Broers, een werk van de Franse kunstenares Sandrine Plante dat op aandoenlijke wijze de pijnlijke grimassen van drie slaafgemaakte zwarten weergeeft. Zelf is ze een métisse, geboren uit een moeder van de Auvergne en een vader van La Réunion. Met haar werk zet zich in voor het in stand houden van herinneringen uit Afrika – van het begin der tijden tot op de dag van vandaag.
|
Panterkameleon
Voor ons is stilaan het ogenblik aangebroken om de rit naar Saint-Denis in te zetten. Een vlucht van bijna elf uur en een half zal ons vandaar naar Parijs brengen. Wat dit eenzame eiland in de Indische Oceaan ons te bieden zou hebben, wisten we nauwelijks toen we er twaalf dagen geleden arriveerden. Nu weten we daar iets meer van. De ruwe vulkanische schoonheid van het binnenland, de verscheidenheid van de spectaculaire geologische formaties, de verrassende veelheid aan vormen en kleuren van de inheemse flora, het aangrijpende lot van de slaafgemaakte zwarten, de felbevochten weerbaarheid van diezelfde bevolking – stuk voor stuk hebben ze een diepe indruk nagelaten op ons.
Jaak Palmans
© 2025 | Versie 2025-05-06 15:00